Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En andermaal antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee [28]takjes der olijfbomen, [29]welke in de twee gouden kruiken zijn, die [30]goud van zich [31]gieten? 28. Of, bezien, of takken met bezie. Zie het antwoord op deze vraag vs.14. 29. Hebr. welke in, of aan de hand der twee gouden kruiken zijn. Het Hebr. woord jad betekent somtijds ene ruimte, gelijk Neh.7:4; Ps.104:25; somtijds ene zijde, gelijk 2 Sam.15:2. 30. Dat is, olie, die zo helder, geel en blinkende is alsof het goud ware; door deze klare olie worden beduid de gaven des Heilige Geest. 31. Te weten, in de schaal, en van zich betekent hier zoveel als vanzelf, zonder hulp of kunst der mensen.